Kringloop

We wandelden al eeuwenlang onder de bomen
Ik, en het kind dat in de wagen lag
en boven zich het ruisend wuiven zag
van groene reuzen die hem groetten
De kleine kraaide en ik dacht:
Dit kind hier heeft de hemel aan zijn voeten

We keken naar de wolken en we luisterden naar vogelzang
Een meisje zong: ‘Ik heb, ik heb, een blauwe veer…’
En rondom ons die groene long
Ik wist het weer:
We hebben deze zomer weer gehad,
wat er geweest is, komt niet meer
maar later ging er toch een Vlaamse gaai in bad

Nu hangen in de lucht alleen verhalen
Moe van de dagen liggen kinderen lui
te wachten op de komst van nachtegalen
Alleen verbergen vogels zich wanhopig
Ze zijn te hevig in de rui
en het blijft stil voorlopig,
de vogelwereld zwijgt in alle talen