De negen Gratiën

Kale dunne berken
staan blozend bij elkaar in de regen
als jonge, bevallige maagden
vol ongeduld wachtend
op het einde van de winter

Vogeltjes fluiten in de verwarring van de takken
waar de oude winterheksen nog naar buiten treden
en met puntige vingers in het jonge blozen klauwen

Popelend om zich met jong groen licht te overdekken
(dat de naakte waarheid moet verhullen)
schrijft iedere maagd haar eigen muziek
Aan het einde van de weg danst een paard
op het liedje van verlangen