De eerste boswandeling

Op bosgrond, tussen bomen
over mos, over boomstronken
bladeren, naalden, kleine planten met
kleine ronde blaadjes
is met poedersneeuw licht poëzie geschreven
Een ijslied klinkt op uit de bevroren vorm van de aardkorst
die in deze kou onveranderlijk blijkt
Winterlucht koelt pijnplekken en vuurkern
wordt haard waarnaast dieren
dromen spinnen over het voorjaar
Over wat ze dan gaan doen:
op dieren jagen of
met opgetrokken neusvleugels en
opgeheven poot
aan jong groen ruiken