Een zampig paard staat naast de sloot
de jonge morgen uit te dampen
Op de rijbaan weerlicht donker,
het zampen wekt de zon en
schitterend debiet stroomt
uit de flanken van het dier, het pakt
de flank mee van een HINDELANG,
merknaam wordt woud, ‘een
zilverrandig ree staat doodstil….’
op een open plek
De parkeerplaats ruikt naar koffie,
de ochtend sluit de kofferbak,
met een klap
Verder, de dag snelt nuchter voort,
kaal en droog, en dorpen worden
afwerende grensplaatsen,
de rondweg zet alle stekels op
Stank, damp, ramp, flank,
lampen flikkeren opgepast, samengeperst,
tot tunnelduisternis gestrekt
De stad ratelt in zichzelf gekeerd geluid en spuwt
een saaie, groene loper langs ijzeren vluchtbanden uit
Vlak land, geleide overgang,
de weg vernauwt zich tot betonrand
Weldra lokken duinen en de kust,
een schip ligt alaan daar te wachten
Het ruim gaapt sloom rammelende vrachtwagens,
ademt gulzig de kade in, jonast: hap, slik
Het tikken, galmen en de deuren
schuiven luidop in het slot, tree voor tree
wiegen trappen ons naar boven en is er
koffie, of,
voor wie mee wil varen thee
Wie heeft er de tafel met
soot from the funnel gedekt?
Een Franse schoolklas zit op vastgeklonken stoeltjes
Renners en gapers,
pissers en slapers,
wakers en praters, ding dong
‘Monsieur le professeur’ ligt uitgekleed op tafel
zegt de gong,
All passengers attention please, objet perdu, objet trouvé
Meeuwen in duikvlucht om chocoladenootjes
een lorriedriver krabt zich in z’n haar
en daar, daar, tekent monsieur de krijtrots
de kust vertrekt en komt gelijktijdig aan,
windstil en helder verbonden met
‘Attention please, a mobile phone has …’
Haast, haast, het ruim
rinkelt ketens van ongeduld
Daar staan we, met wakkere ogen,
uitgebraakt, witte zwanen, zwarte zwanen
of, hoe een voiture in Engeland raakt
Paspoort, uw gezicht, is dat uw eigen auto,
deed u zelf uw koffers dicht…
Ontsnapping, rust, ontspanning,
Granieten asfaltlint en groene heuvels,
de taal ‘indifference’
De spiegel van het verkeer
wijst terug naar de overtocht