Groei tussen de plaveien, pollen
bersten uit de naden, wat er was
wordt duizendbloemig. Drieblad
klaver en kijk, zo bloeien piep-
kleine violen. Zing, zing zeg ik,
de resten van een woonplaats
Eens huizen nauw stedelijk
lichaam, skeletten, ontbonden,
steensslags verspreid. Zwerft
er lichtdragelijkheid rond van
herinnerde façades, verzucht
al die doden te zijn, bekrijt je
We weten dat het een teer punt is,
vergeet-je-niet, fluister het anders